Christian Unverzagt

Krijger zonder Stam

Rambo Dossier

gepubliceert in: Arcade No. 2 (Amsterdam 1990)
Jaarboek van de Academie voor Ambulante Wetenschappen

Rambo heeft in de loop van zijn carrière, die het kader van zijn drie films in menig opzicht te buiten gaat, al voor heel wat moeten opdraaien. Hij is niet alleen in het enthousiasme van zijn fans, maar ook als slogan van zijn critici (die meestal niet één van zijn films gezien hebben), een buitencineastisch bestaan gaan leiden. Rambo – een mythe? In elk geval staat hij voor een nieuw type held, een voortbrengsel van de jaren tachtig, als hij al niet een verschijning uit de toekomst is, zoals de vader van de krijger in Terminator van James Cameron.

Rambo is geen slimme, blonde FBI-agent die zich gedekt weet door het apparaat van de gerechtigheid. Maar hij is ook geen subculturele held, geen bendelid of -leider die aanspraak kan maken op het recht van de onderdrukten. Hij is een asociale einzelgänger die zich niet voor politieke, maatschappelijke, patriottistische of ideologische karretjes laat spannen. Al gelijk aan het begin van zijn filmische coming-out krijgt hij tamelijk existentiёle problemen met de politie. Later begrijpen we dat hij, de Vietnam-veteraan, ook de oorlog die de militairen voeren niet als de zijne beschouwt. Hij heeft geen vaderland. Veeleer lijkt hij te zijn opgeladen met het wraakvermogen van de slachtoffers van het officiele Amerika (hij is half indiaan). Rambo is een eenling in een vreemde, vijandige wereld waarin oorlog heerst. Het is een wereld van catastrofes, waarvoor geen politieke oplossingen meer mogelijk zijn (M. Gorbatsjov heeft dit trachten te weerleggen, al lukte dat niet in Tiflis. Maar de politieke oorlog is natuurlijk slechts een metafoor voor de catastrofe). In deze wereld hebben de utopische strijders voor een betere toekomst geen plaats meer. Het gaat er alleen om in die wereld te bestaan, wat in de eerste plaats wil zeggen: overleven met alle middelen. Rambo staat voor dit inzicht en deze vastberadenheid.

Zijn loopbaan begint geheel onderaan. Rambo I leren we kennen als outlaw. Hij heeft geen thuis en, behalve zijn kleren en zijn mes, geen bezittingen. Hij lijkt niet te zijn opgenomen in een sociale orde en komt met plaatselijke vertegenwoordigers daarvan meteen al heftig in botsing. Overigens niet door eigen schuld. Zelf komt hij niet agressief over, karakteristiek zijn eerder zijn kalmte en sprakeloosheid. Achter deze, op z’n minst uiterlijke gelatenheid verbergt zich iets, waardoor de woeste gebeurtenissen die volgen niet alleen de schuld, maar ook de fout van de politie worden. Ze provoceren een gevecht dat ze niet begrijpen. Want Rambo is een survivalist die in staat is op een terrein over te schakelen, waarop de bewapende staatsmacht het niet uithoudt. Terwijl de dienaars van het apparaat hem achterna zitten met helicopters en honden, keert hij het geciviliseerde land binnenstebuiten zodat haar wilde ondergrond naar boven komt.

Rambo II begint als gevangene in een steengroeve. Om zijn vrijheid terug te krijgen moet hij een moeilijke en gevaarlijke opdracht aannemen – een klassiek geval van sociale rehabilitatie. Maar de resocialisering van Rambo lukt niet. Rambo II ontdekt dat niet alleen hij, maar ook de gevangenen waar het om gaat, worden verraden door de militairen. Dit verraad dwingt hem van zijn kant om de opdracht te overschrijden; niet alleen om zijn eigen leven te redden, maar ook omdat de gevangenen enkel nog op zijn hulp kunnen rekenen. We zien Rambo II niet meer alleen om zijn vrijheid strijden, maar met de extra-inzet van het eigen leven anderen te hulp schieten. De opdracht is verinnerlijkt en dit innerlijk uit zich als verantwoordelijkheidsgevoel. In het handelen van Rambo II zien we een ethische Impuls, waardoor hij niet verwordt tot een werktuig van de militaire apparaat.

Rambo III nu handelt alleen nog maar uit ethische overwegingen. Hij heeft zich teruggetrokken in een boeddhistisch meditatiecentrum, waaruit hij niet meer wil terugkeren naar de wereld. Hij weigert rigoreus een opdracht aan te nemen. Hij verbergt zijn minachting voor de Amerikaanse legerofficieren niet en accepteert ook de redenen niet die worden aangedragen door de kolonel, die als voormalig leraar en thans vaderlijke vriend de enige stabiele persoon in zijn leven schijnt te zijn die hij vertrouwt. Pas wanneer hij bericht ontvangt dat deze kolonel gevangen is genomen, breekt hij op. Hij heeft niet toegegeven aan de kolonel, maar nu gaat hij hem achterna. Nu heeft hij geen keuze meer, alle persoonlijke voornemens zijn te niet gegaan, nu bestaat alleen nog de verplichting door vriendschap. Hij moet weer vooruit, achter de vijandige linies, terug in de oorlog – die zijn noodlot vormt. Rambo is geen duidelijk omlijnd individu dat op eigen kracht in staat is tot het nemen van beslissingen, in zijn innerlijk is hij deel van een fatale betrekking.

Hij ontmoet Afgaanse rebelien die een heilige oorlog voeren. Hier woekert geen militair apparaat, integendeel: daar richt de strijd zich tegen. In deze strijd geldt nog een eerbesef. Daar kan Rambo III zich in vinden, maar desondanks kan hij niet bij de rebellen blijven. Ook hier vindt hij zijn thuis niet, hij kan sowieso niet tot een culturele gemeenschap behoren. Zijn eer kan niet door anderen worden bevestigd, ze bewijst zich eerder in hun afwezigheid; als de band waardoor hij telkens weer op noodlottige wijze in hun wereld wordt teruggetrokken. Het krijgstoneel, dat om spektaculair-filmische of politiek-actuele redenen kan zijn neergezet, staat voor de wereld van de anderen, die een catastrofale wereld is. Daarin brengt Rambo nu een soort boodschap: als de wereld een catastrofe is, moeten wij zelf catastrofaal worden.

Rambo wordt de voor hem vreemde wereld, de oorlog. Hij heeft daarbij niet de vechtstijl van een klassieke soldaat, maar die van een krijger. Hij sluipt onzichtbaar (natuurlijk niet voor de toeschouwers) en kan de vijand geruisloos naderen om dan plotseling, met een dodelijk verrassingseffect, te verschijnen. Hij beheerst de tijd, door vertraging en versnelling kan hij tempo en ritme van het gebeuren bepalen. Hij kan dat, omdat hij de ruimte beheerst; niet door electronische apparaten, termografen of iets dergelijks, maar door een pakt aan te gaan met de elementaire krachten. In verbinding daarmee betreedt hij een geheimzinnig land, dat niet door het militaire apparaat kan worden gecontroleerd. ‘s Nachts, in de bossen, de jungle, in onbegaanbare bergstreken – steeds is hij verbonden met de aarde, ook wanneer hij de omgeving niet kent. Instinktief vindt hij zijn weg, met het geheugen van een wild dier dat in de toekomst kan kijken. Hij belichaamt het overwicht van de onberekenbare factor. Zoals het water waarin hij kan onderduiken om achtervolgers van zich af te schudden, vindt hij zijn weg door de vergeten gaten in afgesloten terreinen, onverstoorbaar op zijn doel af. Zelfs de lucht gebruikt hij als medium. Hij kan weliswaar niet vliegen, zoals de helden uit Kung Fu-films, maar als Rambo I maakt hij een fantastische sprong een ravijn in. Hij heeft geen andere keuze, hij kan geen statische positie innemen omdat hij nog niet over vuurkracht beschikt. Dat verandert aanzienlijk in de loop van het avontuur. Als Rambo II en III is hij niet alleen genoodzaakt zich aan de vijand te onttrekken, maar moet hij tevens afgegrendelde kampementen zien binnen te dringen. Daartoe is een degelijk mes alleen niet meer voldoende. Naast het sluipwapen waarmee hij nog altijd geruisloos omheiningen openknipt en kelen van wachtposten doorboort, wordt hij nu vergezeld door supercompacte explosieve projectielen. Deze high-tech munitie verstuurt hij met een archaisch wapen, zijn driekoordige boog. Dit oude krijgersinstrument, dat waarschijnlijk alleen door hem, zoals ooit alleen door Odysseus, kan worden gespannen, is niet alleen een romantische, filmische verwijzing naar de volkeren die in de wereldmaatschappij ten onder zijn gegaan, maar heeft ook een praktische voordeel ten opzichte van automatische vuurwapens: net als bij de springstof met tijdsontsteking waar hij eveneens gebruik van maakt, antstaat het explosielawaai pas daar waar de munitie terechtkomt en niet op de plek waar Rambo staat. Wanneer hij in zijn eentje geconfronteerd wordt met een overwicht, moet hij gokken ap verrassings- en verwarringseffecten waardoor tijd- en terreinvoordelen ontstaan. Hij moet situaties creёren waarin hij, niet langer onzichtbaar, toch altijd nog sneller dan de vijand kan bewegen. Hij blijft een improviserende knutselaar, maar de omstandigheden waaraan hij zich dient aan te passen heeft hij nu beter in de hand door materiaal dat hij het wijselijk heeft meegebracht. De lucht wordt voor hem het medium van de aanval, die hij nu vooral met vuur uitvoert. Een duidelijke verschuiving naar de kant van de ‚mannelijke’ elementen? Is Rambo gespierder, maar ook mannelijker geworden? In ieder geval schijnt hij zich druk te maken om zijn publieksvriendelijkheid. De Rambo die zich voor anderen inzet, gaat onmiskenbaar spectaculairder te werk dan degene die slechts vecht om te overleven.

Wanneer men een profiel wil maken van Rambo’s persoonlijkheid, valt een eigenaardige mengeling van (of misschien een strijd tussen) een sterke, onbedwingbare wil en een geheimzinnige leegte op. Beide lijken trekken van een krijger, die voortdurend voorbij alle grenzen opereert. Hij moet niet alleen achter de frontlijnen in vijandig gebied (de hele wereld is vijandig gebied), hij opereert zichzelf voorbij iedere menselijke pijngrens met behulp van buskruit. Zijn wilskracht verleent hem een enorm uithoudingsvermogen. Dat blijkt wanneer hij niet langer onzichtbaar rondsluipt, maar lichamelijk in botsing komt met zijn tegenstander. Rambo III krijgt als stokvechter met een tegenstander van doen, die hij noch met kracht, noch met techniek alleen kan verslaan. Hij zweet en ademt moeilijk, zodat de vraag rijst of hij in het klooster wel genoeg aan meditatie heeft gedaan. Innerlijke vechtkunsten schijnt hij in ieder geval niet te hebben geleerd. Alleen door zijn ijzeren wil is zo onbuigzaam dat hij het volhoudt in een gevecht dat praktisch verloren is, en de strijd laat voortduren totdat de concentratie van zijn tegenstander even verzwakt.

Als wij naar zijn gezicht kijken, krijgen we geen antwoord op de vraag welk geheim achter deze wil schuilgaat. Soms tekent zich een zweem van inspanning op dit gezicht af, vaak ook onverholen minachting of een opwelling van verontwaardiging, meestal blijft hij echter onbewogen en uitdrukkingloos. Zijn doen en laten wordt niet bepaalt door wraak, haat of andere passies (al vermoeden we dat hij een emotionele verhouding heeft met de vaderlijke kolonel/vriend). Op de keper beschouwd blijft Rambo’s gezicht een masker, zozeer zelfs dat hij soms volstrekt ongeinteresseerd lijkt. Deze onbeweeglijkheid laat zich op twee manieren interpreteren. Achter zijn persoonlijke lot zou een geheime, tragische geschiedenis kunnen schuilgaan. De beelden van martelscenes uit Vietnam, die onwillekeurig bij hem opkomen wanneer Amerikaanse politieagenten hem murw willen slaan, zouden kunnen wijzen op een getraumatiseerde persoonlijkheid, die als in een trance het spoor moet volgen van het geweld dat in hem gezaaid is. Deze verklaring zou een ‘waarheid’ over Rambo aan het daglicht brengen. Misschien dienen deze beelden echter alleen maar als filmische voorstellingen om de toeschouwers de identiteit te tonen van de vijand, in Vietnam of Amerika. Niet alleen de vijand is een en dezelfde, ook Rambo was vroeger al hetzelfde als nu. Zijn masker zou er dan op wijzen, dat hij niet door een of andere geschiedenis is gevormd, maar een archaische figuur representeert, die ten alle tijde dezelfde is gebleven. Natuurlijk is er het doorstane, de pijn, als persoonlijke ervaringsgeschiedenis, maar in hen komt slechts iets dat onpersoonlijk en tijdloos is aan het oppervlak. De kolonel is tenminste aanhanger van deze interpretatie. Hij ziet in Rambo de belichaming van een oerbeeld: de vechtmachine.

Het ontbreken van een geschiedenis van Rambo wijst op een innerlijke leegte. Nu hebben critici van begin af aan beweerd, dat hij hol zou zijn. Men moet deze leegte echter niet verwisselen met eenvoudige domheid. Ten alle tijden hebben krijgers gestreefd naar een leeg centrum van hun persoonlijkheid. De oude Samurais gingen naar het Zenklooster, om aldaar in te gaan tot de leegte. Van daaruit keerden ze – anders dan de monniken – terug in de wereld, maar nu als onoverwinnelijke krijgers. Rambo’s masker verwijst in elk geval ook naar een oude krijgerswijsheid.

Het verhaal van de Samurai-krijgers zonder geschiedenis kan nog een ander licht op Rambo werpen. Zolang zij een heer hadden, was hun bestaan probleemloos verzekerd. Het woord van de meester was het antwoord op alles. Na de pacificatie van het land in de 17de eeuw (door verovering, natuurlijk, en door de instelling van het centrale Shogunaat) werden vele Samurais werkloos. Ze moesten zich laten omscholen en het krijgshandwerk als ambtenaar de rug toekeren of in de vechtsportscholen domesticeren. Anderen daarentegen werden zogenaamde Ronin. Als vrije krijgers zonder heer trokken ze alleen of in groepen door het land, waar ze de schrik of de beschermengelen van de boeren werden. Zij die de boeren niet beroofden, maar hen tegen al te gierige heren in bescherming namen, zetten hun erecodex om in een ethisch handelen, dat z’n beginselen niet langer baseerde op de in de maatschappij gel­dende waarden. We weten dat Rambo graag dit type krijger zou willen belichamen; maar de scene waarin hij een Vietnamees dorp de lucht injaagt om zijn achtervoigers van zich af te schudden, roept de vraag op of hij misschien niet toch tot de tijdloze groep behoort die van geen ophouden weten, ook als de oorlog allang voorbij is.

Misschien bestaat er nog een derde groep, die zich in Rambo’s masker spiegelt. De onzichtbare krijgers. Het inzicht in de leegte maakt hen voor anderen onherkenbaar. Iedereen zou zo’n krijger kunnen zijn en zich ooit plotseling als zodanig bekend kunnen maken. Opeens wordt Rambo’s uitdrukkingsloze masker tot een spiegel van de anonimiteit van zijn publiek, waarachter zich – in de voorstelling van ieder afzonderlijk – een geheimzinnig en onoverwinnelijk persoon verbergt.

De persoon die zich spiegelt in Rambo’s masker, is anoniem en machteloos: het is de eeuwige toeschouwer. Daarom heeft hij of zij dromen, en het zijn deze dromen die de zwijgende Rambo telkens weer verstrikt doen raken in het noodlot van het spektakel. De toeschouwer kan, als enige relevante macht op de markt, het recht opeisen dat de helden niet alleen ontsnappen en verdwijnen, maar ook spectaculair optreden. Zoals toeristen die hun namen op oude monumenten krassen, moet de held sporen achterlaten. Deze sporen kunnen echter in de tijd die snel vergeet sinds ze onderworpen is aan de wetmatigheden van de massamedia, alleen nog in het geheugen van de tijdgenoten gegraveerd worden door middel van spectaculaire effecten. Waar Rambo II en III verschenen zijn, ziet de aarde er nadien behoorlijk anders uit. In een vreemde wereld waarin zowel de vijand als het eigen Ik anoniem blijven, staat Rambo voor de droom om door middel van spectaculaire effecten de eigen naam te kunnen achterlaten. Rambo’s noodlot, dat hij niet in staat is om ver van de wereld tot rust te komen, ontspruit aan het verlangen van zijn publiek, zijn tijdgenoten. Hij komt dus niet uit de toekomst, maar is een beeldschermkrijger. Natuurlijk. Rambo is een filmfiguur. Wij weten dat van zweet glinsterende lichaam van Rambo van Sylvester Stallone is en dat deze zijn onbedwingbare wil niet nodig had in de martelkamer, maar bij het gewichtheffen. Maar Rambo’s lichaam behoort niet alleen toe aan Sylvester Stallone. Er bestaat een ontketende Rambo wiens lichaam van allen en niemand is. Dit fractale lichaam spiegelt zich overal ter wereld in T-shirts, vlaggen, posters, asbakken en hondenamen. In Rambo is de krijger zonder stam tot massa-idool geworden en als zodanig weerspiegelt hij de onmiskenbare toestand van zijn fans en critici: de toeschouwer. Rambo is een onschuldige tekenmachine. Maar hij kan dat slechts zijn, omdat er een droom bestaat waarin diegenen bestaan, die hij onmogelijk kan belichamen. Omdat ze geen tekens uitzenden. De ware krijgers zijn onzichtbaar.